Leonardo
Auteur: Hans de Beer
Illustrator: Hans de Beer
Uitgever: De vier windstreken
Jaar: 2003
Doelgroep: oudste kleuters
1.Inhoud
Het boek gaat over een pinguïn die een droom heeft. Hij wilt zo graag vliegen.
Hij houdt helemaal niet van zwemmen en wordt vaak gepest door de andere pinguïns.
Op een dag ontmoet hij Otto, de albatros. Leonardo bekijkt zijn vleugels van dichtbij en krijgt een idee.
Hij maakt zelf vleugels uit hout. Met veel moed springt hij af van een klip maar stort helaas in de sneeuw.
Wanneer hij terug rechtstaat valt hem iets op. Hij heeft naast een echte vliegtuig ingestort. Dankzij Otto leert Leonardo hoe hij een vliegtuig moet besturen. De pinguïns die hem vroeger pestten, willen nu mee met hem.
Zijn geluk duurt niet lang wegens zijn olie die opgeraakt, maar de andere pinguïns hebben hem leren zwemmen en duiken. Nu kan hij de mee met al de rest.
2. Vorm
Het boek heeft een stevige kaft met Leonardo op de voorgrond.
De prent op de voorgrond wekt een nieuwsgierigheid op.
De prenten sluiten telkens goed aan de tekst. De tekst en de prenten staan niet door elkaar.
Het verhaal wordt zeker en vast ondersteund met de prenten. De prenten zijn redelijk gedetailleerd.
De kleuren zijn levendig en sluiten aan bij de sfeer van het boek.
Het boek is duidelijk fantasierijk. Ook de prenten stimuleren de fantasie.
De illustraties zijn redelijk groot.
3. Taal
De taal is niet echt eenvoudig maar de woordenschat is gepast aan de doelgroep.
Bijna alle nieuwe woorden worden duidelijk gemaakt door de prenten.
Extra informatie is niet echt noodzakelijk.
Er staat wel redelijk veel tekst in.
Er komen dialogen in voor en vooral tussen Leonardo en Otto.
zondag 26 mei 2013
Beer bouwt een winterhuis
Beer bouwt een winterhuis
Auteur: John Yeoman
Illustrator: Quentin Blake
Uitgever: De fontein
Jaar: 2010
Doelgroep: Oudste kleuters
1.Inhoud
Op een dag begint beer allerlei voorwerpen te verzamelen uit het bos zoals takken, boomstammen, mos, enz.
De andere dieren bekijken hem. Begrijpen niet waarom hij zo raar doet. De beer is heel druk bezig met takken in de grond te slaan. De beer verteld dat hij een winterhuis aan het maken is. De andere dieren lachen hem uit en vinden dit maar niks. Beer trekt zich niets van aan en bouwt verder aan zijn huis. Het begint kouder en kouder te worden. De dieren die hem uitlachten konden niet slapen. Samen gaan ze naar de beer om bij hem in te trekken. De beer laat hen binnen, maar de dieren vinden het zo gezellig dat ze geen winterslaap houden. Heel de winter lang zingen ze liedjes, spelen spelletjes en dansen. Tot slot is de winter al voorbij de dieren bedanken de beer en gaan terug naar hun eigen huis. De beer breekt zijn huis af en bouwt zijn huis weer op aan de overkant van het bos en houdt een dutje in de lente.
2. Vorm
De kaft is stevig opgebouwd. De achtergrond is wit met de beer op de voorgrond met takken in zijn handen.
De illustrator heeft duidelijk een speciale stijl. De prenten zijn eerder eenvoudig getekend met veel lijnen. De kleuren zijn levendig. Niet alle prenten vullen heel de pagina. De meeste prenten vullen maar de helft van de pagina. De achtergrond van deze prenten zijn wit. De tekst en de prenten staan niet door elkaar. De prenten sluiten aan bij de tekst en vormen extra ondersteuning voor het verhaal. Alle prenten worden op de ooghoogte voorgesteld.
3. Taal
De taalgebruik is niet echt eenvoudig.
De woordenschat is uitgebreid maar wel gepast aan de doelgroep.
Voor sommige woorden is extra uitleg noodzakelijk. Soms worden de nieuwe woorden duidelijker met de prenten. Er is geen rijm en ook geen herhaling. Het boek bevat redelijk veel dialoog.
Er staat veel tekst in met redelijk lange zinnen.
Auteur: John Yeoman
Illustrator: Quentin Blake
Uitgever: De fontein
Jaar: 2010
Doelgroep: Oudste kleuters
1.Inhoud
Op een dag begint beer allerlei voorwerpen te verzamelen uit het bos zoals takken, boomstammen, mos, enz.
De andere dieren bekijken hem. Begrijpen niet waarom hij zo raar doet. De beer is heel druk bezig met takken in de grond te slaan. De beer verteld dat hij een winterhuis aan het maken is. De andere dieren lachen hem uit en vinden dit maar niks. Beer trekt zich niets van aan en bouwt verder aan zijn huis. Het begint kouder en kouder te worden. De dieren die hem uitlachten konden niet slapen. Samen gaan ze naar de beer om bij hem in te trekken. De beer laat hen binnen, maar de dieren vinden het zo gezellig dat ze geen winterslaap houden. Heel de winter lang zingen ze liedjes, spelen spelletjes en dansen. Tot slot is de winter al voorbij de dieren bedanken de beer en gaan terug naar hun eigen huis. De beer breekt zijn huis af en bouwt zijn huis weer op aan de overkant van het bos en houdt een dutje in de lente.
2. Vorm
De kaft is stevig opgebouwd. De achtergrond is wit met de beer op de voorgrond met takken in zijn handen.
De illustrator heeft duidelijk een speciale stijl. De prenten zijn eerder eenvoudig getekend met veel lijnen. De kleuren zijn levendig. Niet alle prenten vullen heel de pagina. De meeste prenten vullen maar de helft van de pagina. De achtergrond van deze prenten zijn wit. De tekst en de prenten staan niet door elkaar. De prenten sluiten aan bij de tekst en vormen extra ondersteuning voor het verhaal. Alle prenten worden op de ooghoogte voorgesteld.
3. Taal
De taalgebruik is niet echt eenvoudig.
De woordenschat is uitgebreid maar wel gepast aan de doelgroep.
Voor sommige woorden is extra uitleg noodzakelijk. Soms worden de nieuwe woorden duidelijker met de prenten. Er is geen rijm en ook geen herhaling. Het boek bevat redelijk veel dialoog.
Er staat veel tekst in met redelijk lange zinnen.
Een huis voor iedereen
Een huis voor iedereen
Auteur: Anne Liersch
Illustrator: Christa Unzner
Uitgever: De vier windstreken
Jaar: 1999
Doelgroep: oudste kleuters
1. Inhoud
Op een dag besluiten de dieren in het bos die goed bevriend zijn met elkaar een huis bouwen om de winter daar door te brengen. Alle dieren gaan daarmee akkoord en gaan de volgende dag aan de slag. Samen werken ze gezellig door. Na een tijdje komt das en vraagt of hij hen mag meehelpen. Hij zegt dat hij heel goed huizen kan bouwen. De das mag meehelpen van de andere dieren. Ze bouwen samen verder aan hun huis, maar das is toch niet zo gemakkelijk. Hij vind niks goed. Hij roept de hele tijd en commandeert de andere dieren. De andere dieren kunnen daar niet meer tegen en besluiten om toch alleen een huis te gaan bouwen. Voor hen maakt het helemaal niet uit of de dak scheef staat of niet. Tot slot bouwen ze beide huizen. De das bouwt een perfecte huis waar geen enkel houtenplank scheef staat. Toch is hij niet zo vrolijk, hij voelt zich eenzaam in vergelijking met de andere dieren die samen gezellig spelletjes spelen, kastanjes poffen, enz. Hij beseft wat hij gedaan heeft en maakt een slee om zich te laten vergeven.
2. Vorm
Het boek heeft een stevige kaft met een drukke prent.
De kaft toont duidelijk waarover het verhaal gaat.
De prenten sluiten zeker en vast aan de tekst. Op die manier wordt het verhaal extra ondersteund.
Daarbij scheppen de prenten een duidelijke sfeer. De illustrator heeft een duidelijke stijl. Hij tekent de prenten redelijk gedetailleerd. De kleuren geven een beeld van de verschillende seizoenen te aan bod komen.
De illustrator heeft eerder sombere kleuren gebruikt. De tekst en de prenten lopen niet door elkaar. De tekst staat telkens aan de kant waar er weinig of geen prent staat.
3. Taal
De taal in het boek is niet echt eenvoudig. De woordenschat is uitgebreid. De tekst is ook moeilijk voor de doelgroep. Het boek bevat redelijk veel tekst. De nieuwe woorden kunnen begrepen worden door de context. Ook de prenten ondersteunen het verhaal. Zo veel dialoog komt er niet in voor. In begin veel meer dan op het einde toe. Er is geen rijm en ook geen herhaling. De taalgebruik is niet altijd alledaags.
Auteur: Anne Liersch
Illustrator: Christa Unzner
Uitgever: De vier windstreken
Jaar: 1999
Doelgroep: oudste kleuters
1. Inhoud
Op een dag besluiten de dieren in het bos die goed bevriend zijn met elkaar een huis bouwen om de winter daar door te brengen. Alle dieren gaan daarmee akkoord en gaan de volgende dag aan de slag. Samen werken ze gezellig door. Na een tijdje komt das en vraagt of hij hen mag meehelpen. Hij zegt dat hij heel goed huizen kan bouwen. De das mag meehelpen van de andere dieren. Ze bouwen samen verder aan hun huis, maar das is toch niet zo gemakkelijk. Hij vind niks goed. Hij roept de hele tijd en commandeert de andere dieren. De andere dieren kunnen daar niet meer tegen en besluiten om toch alleen een huis te gaan bouwen. Voor hen maakt het helemaal niet uit of de dak scheef staat of niet. Tot slot bouwen ze beide huizen. De das bouwt een perfecte huis waar geen enkel houtenplank scheef staat. Toch is hij niet zo vrolijk, hij voelt zich eenzaam in vergelijking met de andere dieren die samen gezellig spelletjes spelen, kastanjes poffen, enz. Hij beseft wat hij gedaan heeft en maakt een slee om zich te laten vergeven.
2. Vorm
Het boek heeft een stevige kaft met een drukke prent.
De kaft toont duidelijk waarover het verhaal gaat.
De prenten sluiten zeker en vast aan de tekst. Op die manier wordt het verhaal extra ondersteund.
Daarbij scheppen de prenten een duidelijke sfeer. De illustrator heeft een duidelijke stijl. Hij tekent de prenten redelijk gedetailleerd. De kleuren geven een beeld van de verschillende seizoenen te aan bod komen.
De illustrator heeft eerder sombere kleuren gebruikt. De tekst en de prenten lopen niet door elkaar. De tekst staat telkens aan de kant waar er weinig of geen prent staat.
3. Taal
De taal in het boek is niet echt eenvoudig. De woordenschat is uitgebreid. De tekst is ook moeilijk voor de doelgroep. Het boek bevat redelijk veel tekst. De nieuwe woorden kunnen begrepen worden door de context. Ook de prenten ondersteunen het verhaal. Zo veel dialoog komt er niet in voor. In begin veel meer dan op het einde toe. Er is geen rijm en ook geen herhaling. De taalgebruik is niet altijd alledaags.
Met papa mee naar de bouw
Met papa mee naar de bouw
Auteur: Arend van Dam
Illustrator: Alex de Wolf
Uitgever: Van Holkema
Jaar: 2009
Doelgroep: 4+
1. Inhoud
Abel zijn vader is architect.
Hij moet een belangrijke plan ontwerpen van een nieuw theater.
Abel mag mee met zijn papa naar de bouwplaats. Daar houden ze een kort gesprekje over de bouwplan.
Wanneer ze terug thuis zijn, gaat Abels vader aan de slag met zijn grondplan. Abel maakt ook een grondplan van een huis voor de ooievaars. Dat is niet alles wat Abel getekend heeft. Wanneer zijn vader eventjes weg gaat, bekijkt Abel de grondplan van zijn vader. Hij vind zijn grondplan heel saai dus maakt hij het een beetje fraaier door iets bij te tekenen. Tot slot wordt de grondplan goedgekeurd door de burgemeester en kunnen ze aan de slag gaan. Abel gaat telkens mee naar de bouwplaats en helpt daar de bouwvakkers. Wanneer het gebouw klaar is, zie je duidelijk wat Abel getekend had. Het was een perfecte plaats voor de ooievaars. De ooievaars hadden een nest gebouwd op de vlakte.
2. Vorm
De kaft is stevig. Op de kaft zien we Abel en zijn vader in de auto en op de achtergrond zien we de bouwplaats. De prenten in het boek sluiten zeker en vast aan de tekst van het boek. Dankzij de prenten wordt het verhaal nogmaals goed ondersteund. Er wordt een zekere sfeer geschept door de prenten. De prenten zijn niet echt gedetailleerd. De contouren zijn duidelijk zichtbaar. De prenten zijn realistisch en niet fantasierijk. De tekst en de prenten staan een beetje door elkaar.
3. Taal
De taal is niet zo eenvoudig. De woordenschat is redelijk uitgebreid.
Er is wel een evenwicht tussen begrijpelijke en verrijkende taal.
Sommige woorden kunnen begrepen worden door de prenten en sommige ook niet.
Vaak is extra uitleg noodzakelijk. Er is geen rijm tussen de woorden. Er komen ook geen herhalingen voor.
Er komen redelijk veel dialogen aan bod. De taalgebruik is niet altijd alledaags.
Auteur: Arend van Dam
Illustrator: Alex de Wolf
Uitgever: Van Holkema
Jaar: 2009
Doelgroep: 4+
1. Inhoud
Abel zijn vader is architect.
Hij moet een belangrijke plan ontwerpen van een nieuw theater.
Abel mag mee met zijn papa naar de bouwplaats. Daar houden ze een kort gesprekje over de bouwplan.
Wanneer ze terug thuis zijn, gaat Abels vader aan de slag met zijn grondplan. Abel maakt ook een grondplan van een huis voor de ooievaars. Dat is niet alles wat Abel getekend heeft. Wanneer zijn vader eventjes weg gaat, bekijkt Abel de grondplan van zijn vader. Hij vind zijn grondplan heel saai dus maakt hij het een beetje fraaier door iets bij te tekenen. Tot slot wordt de grondplan goedgekeurd door de burgemeester en kunnen ze aan de slag gaan. Abel gaat telkens mee naar de bouwplaats en helpt daar de bouwvakkers. Wanneer het gebouw klaar is, zie je duidelijk wat Abel getekend had. Het was een perfecte plaats voor de ooievaars. De ooievaars hadden een nest gebouwd op de vlakte.
2. Vorm
De kaft is stevig. Op de kaft zien we Abel en zijn vader in de auto en op de achtergrond zien we de bouwplaats. De prenten in het boek sluiten zeker en vast aan de tekst van het boek. Dankzij de prenten wordt het verhaal nogmaals goed ondersteund. Er wordt een zekere sfeer geschept door de prenten. De prenten zijn niet echt gedetailleerd. De contouren zijn duidelijk zichtbaar. De prenten zijn realistisch en niet fantasierijk. De tekst en de prenten staan een beetje door elkaar.
3. Taal
De taal is niet zo eenvoudig. De woordenschat is redelijk uitgebreid.
Er is wel een evenwicht tussen begrijpelijke en verrijkende taal.
Sommige woorden kunnen begrepen worden door de prenten en sommige ook niet.
Vaak is extra uitleg noodzakelijk. Er is geen rijm tussen de woorden. Er komen ook geen herhalingen voor.
Er komen redelijk veel dialogen aan bod. De taalgebruik is niet altijd alledaags.
Brontorina
Brontorina
Auteur: James Howe
Illustrator: Randy Cecil
Uitgever: Lemniscaat
Jaar: 2010
Auteur: James Howe
Illustrator: Randy Cecil
Uitgever: Lemniscaat
Jaar: 2010
1. INHOUD
Het boek gaat over een dinosaurus Brontorina die een droom
had. Ze wou een ballerina worden, maar omdat de dinosaurussen redelijk groot
zijn was het onmogelijk. Trouwens had ze ook niet de juiste schoenen wat haar
droom nog onmogelijker maakte. Ze sluit aan bij madame Lucilles balletschool. Het
valt snel op dat ze te groot is voor de studio. Tot slot krijgt Brontorina
gepaste schoenen en beseft madame Lucilles dat haar studio te klein was. Samen
gaan ze opzoek naar een nieuwe studio. Tot slot besluiten ze om een
openluchtballetzaal in te richten zodat iedereen met een droom terecht kon.
2. VORM
Het boek heeft een stevige kaft met een duidelijke prent. Het verschil
tussen de grootte van de personages is
goed weergegeven met de prenten. Brontorina is zodanig groot getekend dat de
andere personages heel klein lijken in vergelijking met haar. Ze neemt bijna op
elk prent heel de pagina in beslag. De kleuren zijn eerder pastel waardoor
Brontorina goed opvalt met haar oranje kleur. Bij sommige pagina's zijn de composities redelijk druk. De ruimte wordt goed gesuggereerd door gebruik te maken van schaduwen
3. TAAL
De taal is gepast aan de doelgroep. Er komen niet veel moeilijke woorden
in voor.
Er is geen rijm en ook niet echt klankrijke woorden. Er zijn wel
redelijk veel dialogen, vooral tussen Brontorina en madame Lucille. Er komen enkele Franse woorden in voor zoals jeté, plié, relevé, enz.
donderdag 2 mei 2013
Honden doen niet aan ballet
Auteur: Honden doen niet aan ballet
Illustrator :Anna Kemp
Uitgever: lemniscaat
Jaar: 2010
doelgroep: Oudste kleuters
Het hoofdpersonage van het boek is de hond Roef. Daarnaast speelt ook het baasje van Roef een belangrijke rol. Het verhaal wordt namelijk verteld vanuit haar personage. De hond Roef is een herkenbaar personage voor de kleuters. Het personage is goed uitgewerkt. Je weet wat Roef denkt, wil en voelt. Hoewel het verhaal weinig herhaling bevat is het erg voorspelbaar. Een zeker spanning is dus niet aanwezig in het boek. Het verhaal zorgt voor veel reacties van de kleuters. Het verhaal is soms wat langdradig.
Roef is een hond. Maar Roef houdt helemaal niet van hondendingen. Hij wil het allerliefste balletdanser worden net zoals zijn baasje. Op een dag volgt Roef zijn baasje naar een ballet voorstelling. Plots valt de balletdanseres van het podium. De show is afgelopen… Of tenminste dat denkt iedereen. Roef klimt het podium op en danst als een echt balletdanseres. Alle mensen in de zaal zijn erg onder de indruk.
Het boek heeft een harde en stevige kaft. De prent op de kaft verteld al heel veel over de inhoud van het boek. De tekst sluit wel telkens mooi aan bij de tekst van het boek. De tekst staat niet op een vaste plaats. Soms staat hij onder de prenten, tussen twee prenten of boven de prent. Op bepaalde bladzijden staan soms meerder tekeningen. De tekeningen worden van elkaar onderscheiden door een grondlijn onder de aparte tekening. Soms is het blad ook in twee delen door een scheidingslijn tussen de twee tekeningen. Er wordt gebruik gemaakt van zachte kleuren. De tekeningen zijn erg gedetailleerd.
De woordenschat is uitgebreider dan bij peuterboeken. Er komen enkele uitdagendere of moeilijker woorden voor (huilen naar de maan, nationaal, trippelen, drama). De woorden worden niet altijd duidelijk door de context. Meestal brengt de bijhorende tekening wel meer duidelijkheid.
Het boe boek
Auteur: Imme Dros en
Illustrator: Harrie
Geelden
Uitgever: Querido
Jaar: 2008
doelgroep: Oudste kleuters
Het boek bevat twee hoofdpersonages. De gevoelens en het karakter van de personages worden al snel duidelijk. In het verhaal komen heel wat herkenbare gevoelens voor. Vooral het gevoel boos wordt hier benadrukt. Het verhaal sluit niet meteen aan bij de leefwereld van de kinderen. Het toont eerder een nieuwe situatie en een nieuwe omgeving die de kleuters kunnen ontdekken. Het einde van het boek is verrassend. Er is ook zeker humor aanwezig in het boek.
De boeman woont samen met zijn vrouw in het boebos. De boeman en de boevrouw hadden een kat, een hond, een uil, vleermuizen en er was zelfs een boebaby. Maar de boevrouw schrikt van alles. Behalve als de boeman boe roept. Maar dat vonden alle andere bewoners dan weer niet leuk. Dus verdwenen alle dieren uit het boebos. Uiteindelijk kochten de boevrouw en de boeman een stel koeien. Want koeien die zeggen de hele dag boe!
De kaft van het boek is eerder slap en minder stevig. De prenten van het boek hebben telkens een witte omkadering. De tekst staat onder de prent. Sommige woorden zijn groter of vetter gedrukt. In de tekeningen zelf zijn ook woorden verwerkt. Sommige delen van de tekeningen zijn geschilderd waardoor de kleuren minder vol lijken. Er is ook telkens een patroon op de achtergrond (streepjes, stipjes,…). Op bepaalde plaatsen in het boek is er krantenpapier te zien. De tekeningen zijn erg origineel en hebben en stijl die niet voor de hand ligt.
De woordenschat is al uitgebreider dan in een peuterboek. Er staan ook enkel klanknabootsingen in de tekst (huuu, agruuuu, woohooo). Af en toe staan er ook iets uitdagendere woorden in het boek zoals: weergalmde, gierde). Er komen ook vaak samenstellingen voor in het boek (bibberbergen, boeman, boevrouw, boebaby). De zinnen zijn ook al vrij lang.
Anna in het verkeer
Auteur: Kathleen Amant
Illustrator: Kathleen
Amant
Uitgever: Clavis
Jaar: 2009
doelgroep: jongste kleuters
doelgroep: jongste kleuters
Het hoofdpersonage van dit boek is ongetwijfeld Anna. Het hele verhaal draait dan ook vooral rond haar. Het verhaal dat gebracht wordt, sluit ook aan bij de leefwereld van de kinderen. Ze komen namelijk zelf ook elke dag in aanraking met het verkeer.
Anna fietst samen met haar mama naar de stad. Onderweg komt Anna allerlei dingen over het verkeer te weten. Ze leert hoe je de straat oversteekt en dat je moet stoppen als het licht rood is. Als ze na die lange toch eindelijk in de stad komen, krijgt Anna een ijsje.
De kaft van het boek is uit stevig karton gemaakt.
In het boek wordt gebruik gemaakt van felle kleuren. De tekeningen zijn ook erg eenvoudig en bevatten weinig details. De tekst staat telkens apart van de tekening. De prenten of de tekeningen zijn echt bedoelt om het verhaal te ondersteunen.
De woordenschat van dit boek is beperkt. Toch komen er een aantal woorden voor die voor kinderen van de peuter en de 1ste kleuterklas nog moeilijk kunnen zijn. Zo wordt er gesproken over een zebrapad en stoplichten. Toch is de woordkeuze aangepast aan de doelgroep. De nieuwe woorden die aangebracht worden komen duidelijk tot uiting in de tekeningen. De zinnen in het boek zijn echter kort.
Kikker en de vreemdeling
Auteur: Max Velthuijs
Illustrator: Max
Velthuijs
Uitgever: Leopold
Jaar: 2011
doelgroep: oudste kleuters
Inhoud:
In dit boek zijn meerdere hoofdpersonages. Kikker, eend, varken, en rat zijn de dieren uit het bos waar het om draait. De karakters van de personages zijn goed uitgewerkt. Elk dier heeft zijn eigen kenmerken en eigen meningen. Deze kenmerken komen ook tot uiting in dit verhaal. Door te werken met dieren zijn de personages ook heel herkenbaar voor de kleuters. Het verhaal zelf is niet voor de hand liggend. Er komt wel veel herhaling in het boek voor. Er is ook een duidelijke opbouw in het verhaal met een zeker spanning. Ondanks de herhaling is het boek niet zo voorspelbaar als de meeste andere kleuterboeken.
Op een dag kwam er een vreemdeling in het bos wonen. Die vreemdeling was Rat. Maar varkentje en eend vonden ratten vies. Kikker dacht daar anders over. Hij besloot op onderzoek te gaan en zelf een kijkje te nemen. Op een dag redt rat het leven van varkentje en de anderen. Uiteindelijk zijn alle dieren het eens dat rat toch niet zo slecht is.
Het boek heeft een harde en stevige kaft. De tekeningen zijn al uitgebreider en bevatten hier en daar ook enkele details. De kleuren zijn soms iets zachter en minder fel. De prenten zijn omkadert. De tekst staat telkens onder de prent. Bepaalde prenten zijn extra groot gemaakt en staan verspreidt over de twee pagina’s. De illustrator laat bij deze prenten ook zeker een originele en eigen stijl zien.
De woordenschat bevat af en toe al iets uitdagendere woorden zoals: verontwaardigd, rode gloed, lichterlaaie en verslagen. De tekst is langer dan in een boek voor de jongste kleuters. De woordkeuze is dus duidelijk aangepast aan de doelgroep van het boek. De nieuwe woorden worden niet altijd meteen duidelijk door het verhaal of de tekeningen. Er is ook sprake van dialoog tussen de verschillende dieren.
Rikki durft
Auteur: Guido Van Genechten
Illustrator: Guido Van
Genechten
Uitgever: Clavis
Jaar: 2006
doelgroep: jongste kleuters
Het hoofdpersonage van dit boek is Rikki. Rikki is een konijntje en dus een herkenbaar personage voor de kleuters. Het verhaal dat gebracht wordt, roept een zeker spanning op en er zit ook wat humor in verwerkt. Het is een verhaal dat zeker voor uiting van reacties zal zorgen bij de kleuters. Het sluit namelijk aan bij hun eigen leefwereld.
Het is erg warm. Te warm om binnen te slapen. Daarom beslist Rikki om de nacht door te brengen in een tent. Samen met zijn papa bouwt hij een tent. ’s Nachts doet Rikki allerlei spelletjes met zijn zaklamp. Plots is zijn zaklamp leeg. Rikki is plots heel erg bang en loopt de tent uit. Gelukkig zijn mama en papa daar om hem op te vangen. Uiteindelijk slaapt Rikki samen met mama en papa toch nog gezellig in de tent.
De kaft is uit stevig karton gemaakt. De prent die op de kaft staat geeft al een duidelijk beeld van het verhaal. De tekeningen zijn eenvoudig en hebben vrolijke kleurtjes. De kleuren zijn wel eerder zacht. De tekst staat telkens op een andere plaats in het boek. Soms staat de prent ook verspreidt over de 2 pagina’s.
Taal en stijl.:
De taal is eerder
eenvoudig. De woordenschat is minder uitgebreid. De woorden die gebruikt worden
zijn vooral woorden uit de nabije omgeving van de kleuters. Woorden die
eventueel toch wat moeilijk zijn zoals zaklamp worden door de tekeningen in het
boek ondersteund. De zinnen in het boek zijn ook relatief kort. De woordkeuze
is dus zeker aangepast aan de doelgroep.
Abonneren op:
Posts (Atom)